Opmerkzaam bericht van Piet

(Geschreven door Piet)

Beste medereizigers,
In het Nationaal Museum van Beiroet zag ik een reliëf met soldaten van Alexander de Grote in gevecht met tegenstanders die uiteraard het onderspit delven. Ik dacht: waar heb ik zoiets eerder gezien… En jawel hoor: bij de buren in het Arnhemse Bronbeek. Daar staat namelijk in het park een reliëfsteen waarop soldaten van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) zijn afgebeeld. O.l.v. generaal Van Heutsz jagen zij met kennelijk enthousiasme opstandelingen uit Atjeh over de kling.

Er is nog meer wat Beiroet met Arnhem verbindt en wel de ceder. Zeldzaam in Beiroet, maar niet te missen in Arnhem. Zo staan er aan de Velperweg twee imposante exemplaren:

En wie denkt bij de ceder niet aan dat beroemde gedicht van Han G. Hoekstra:

De ceder
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
Gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Een binnenplaats meesmuilt ge, sintels, schillen,
En schimmel die een blinden muur aanrandt,
Er is geen boom, alleen een grauwe wand.
Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen,
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
Gij kunt hem zien. gij schijnt het niet te willen.
Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
Stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
Niet te benaderen voor noodlots grillen,
Geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.

Dag 6: Uittocht der Artiesten

(Geschreven door Sjoukje)

De ochtend begon op maandag berevroeg: om kwart over 5 al maakte reisleider Joost zijn ronde langs de kamers om zeker te zijn dat iedereen inmiddels was opgestaan. Voordat we het hotel uit konden moesten we eerst in ruil voor onze kamersleutels een uitreisvisum in ontvangst nemen. Daarop stond tot onze grote hilariteit bij iedereen geschreven dat we Artiste waren (toen we een week geleden binnenkwamen waren we nog gewoon toeristen). Het was nog wel even passen en meten voordat iedereen z’n koffer dicht kreeg, maar dat lukte wel – nadat een levendige ruilhandel had plaatsgevonden tussen niet-meer-passende cadeaus en souvenirs en andermans/-vrouws overgebleven kofferruimte. Ja, het was dus echt zover, onze mini-vakantie zat erop, we gingen dit geweldige hotel weer verlaten. Het Al Bustan hotel met de riante kamers (die volgens de website ongeveer 300 dollar per nacht kosten, zag ik), de eetzaal met telkens maar weer klaarstaande ontbijt-, lunch- en dinerbuffetten, het vriendelijke personeel, de Crystal Garden, de bar, de lift met daarin een optische boekenkast die verraderlijk echt leek, en ga zo maar door. (Laat ik niet die anderhalve meter badkamerplank vergeten helemaal voor mezelf alleen, die ik thuis helemáál niet heb, laat staan voor mezelf alleen.) De bussen stonden weer klaar, al onze koffers werden ingeladen en daar gingen we, door een nog slaperig Beiroet waar de zon begon op te komen. Het zicht was helder, dus we konden goed zien wat we achterlieten. We reden langs een gedeelte waar veel (nog?) kapotte flats stonden. Ze hadden ‘gordijnen’ langs de buitenkant, wat een wat verpauperde indruk wekte. Ruim op tijd waren we bij het vliegveld, waar het gelukkig niet druk was. Onze koffers mochten niet meer dan 32 kilo zijn, en ik denk dat ik de kroon spande met mijn 30 kilo (gelukkig dat ik dat boek van Rob wat minstens zes kilo woog er nog bij Karin in had weten te proppen in ruil voor een paar laarzen). We hadden ook nu weer ruim de tijd voordat het vliegtuig zou vertrekken (als je met Joost reist weet je in elk geval zeker dat je altijd op tijd bent). Ons vliegtuig van de Middle East airlines stond al klaar (met een mooi uitzicht op Beiroet erachter). We bezetten weer zo’n beetje de helft van het vliegtuig. Sommigen gingen wat bijslapen, anderen keken een filmpje, weer anderen voerden existentiële gesprekken (ik weet niet hoe het jullie vergaan is, maar je hebt toch heel andere gesprekken met elkaar tijdens zo’n reis dan gedurende die tien minuutjes koffiepauze van de reguliere koorrepetitie). Een enkeling stak haar tong uit (check de vliegtuig-foto hieronder maar eens – je kunt ‘m aanklikken). In Frankfurt stonden de bussen weer voor ons klaar bij ’terminal 1, uitgang 5′, en we reden zonder noemenswaardige files terug naar Nederland. Achterin onze bus zat werkelijk iedereen te lezen, wat Ivan deed verzuchten dat het wel leek alsof we met een ‘reading club’ op stap waren geweest. Niet alleen bracht elke kilometer ons dichter bij huis en bij onze achtergebleven geliefden, waar we heus wel naar verlangden, maar ook werd met elke kilometer de pijn in ons hart groter – dat het allemaal voorbij was. We reden al door Arnhem, de helft van onze bus stapte uit. (Saskia belde me na 5 minuten paniekerig op of Henk nog wel bij ons in de bus zat?). Daarna waren we in Wageningen…. Het was afgelopen! Aan de meest fantastische reis uit de historie van beide koren, durf ik wel te zeggen, was een einde gekomen. En wij waren erbij.