Na de voorstelling

Als wij als koor onze laatste noot uitblazen duurt de partituur nog twee bladzijden. De eerste bladzijde daarvan grijpt bas-solist Hugo: het is zijn meest smachtende solo (laat dat maar aan Hugo over, hij neemt er alle tijd voor, en werkelijk, dat laat een vrouw niet onberoerd). Dankzij de Engelse vertaling weten wij dat hij dan zingt: My sweet, my honey. Dearest flow'r and treasure of mine, fairest flow'r sweetest wife, Let us live in happiness so that all men may envy us. De piano's en het slagwerk zijn gereduceerd tot enkele goedgeplaatste akkoorden, dus daartussendoor is Hugo helemaal alleen met zijn gepassioneerde smeekbede. Na die ene bladzijde is ook hij stil, en houden we alleen nog de akkoorden over. Op het podium treden alle mannen en alle vrouwen elkaar in slowmotion tegemoet, moederziel alleen zonder zang, waarna alle bruidegommen hun bruid (ook in slowmotion) optillen en opgetild houden terwijl zij in een bepaalde bevallige pose blijft hangen. Zo verstild maken ze nog wat vertwijfelde passen. Langzaam dooft het licht, totdat het weer net zo donker is als toen het stuk begon, geheel in lijn met Stravinsky's aanwijzing die boven deze laatste bladzijde staat: Le rideau se baisse lentement durant toute la musique suivante, oftewel het gordijn zakt langzaam gedurende alle volgende muziek. Nadat het slotakkoord is gevallen gaat het licht helemaal uit en sluit het gordijn zich geheel.

Het is heel grappig om te merken dat ieder publiek anders reageert op dat moment. Bij sommige voorstellingen beginnen mensen metéén te juichen en te klappen (wat eigenlijk te vroeg is en daarom ook een beetje jammer, want die onbepaalde tijd 'niks' na het slotakkoord is altijd zo tergend prikkelend spannend). Bij andere voorstellingen, bijvoorbeeld in Zwolle, is het publiek zo lang stil dat je je bijna zorgen gaat maken of er wel iemand in de zaal zit. Maar altijd volgt na korte of lange tijd een gul applaus, en dan gaat het licht ook weer (een klein beetje) aan en wordt het doek weer opgetrokken.

Intussen heeft de stagemanager dan vanuit de coulissen het "Line up, line up!" al gefluisterd, hebben de dansers zich razendsnel tot een lange rij (man-vrouw-man-vrouw) gevormd, hebben Rob, de solisten, de pianisten en de slagwerkers hun plaatsen verlaten en zijn naar de coulissen gelopen, vanwaar zij om de beurt door een danseres naar voren worden gehaald. Bij de première kwamen eerst nog de choreografen aan de beurt, maar tijdens de toernee is telkens Rob de eerste die na de dansers het applaus in ontvangst mag nemen. Daarna komen de vier solisten die ook buigen en applaus krijgen, gevolgd door de vier pianomeisjes, en tenslotte de slagwerkers.

Slagwerkers lopen trouwens niet, die benen het podium op. Die hebben ook meestal een attribuut bij zich (stokken, een bekken, een tamboerijn) opdat het publiek niet abusievelijk mocht denken dat zij bijvoorbeeld de pianomeisjes waren. Als de slagwerkers aan de beurt zijn verkneukelen wij koorleden ons inwendig altijd een beetje, want hoe ongelijk zou het nu weer gaan? Altijd buigen ze in een onbestemde wave, nooit allemaal tegelijk, en altijd is de laatste slagwerker het laatst (hij staat nog geduldig met zijn hoofd naar beneden als de rest al weer overeind staat). Als iedereen geweest is, lopen ze nog eens met z'n allen naar voren om te buigen, de musici in de voorste rij en de dansers daarachter. Dan valt altijd op dat de dansers veel dieper buigen dan de rij musici (ja, vind je 't gek). Ook buigen zij veel eleganter, namelijk met de kin lichtelijk vooruitgestoken, een beetje zoals een overzelfbewuste beachboy van een duikplank zou springen: zo lang mogelijk gracieus gestrekt en pas op het laatste moment naar beneden. (Ja, je neemt heel wat waar, als je dit tafereel zestien keer aanschouwt.)

De rij loopt nu achteruit en splijt uiteen in het midden, zodat de aandacht uitgaat naar het gaasdoek dat daar nog steeds voor onze neuzen hangt, en dan gaat dat doek dus omhoog. Ineens staan wij in het volle licht en in het volle zicht van de zaal, en we kijken naar een hartelijk applaudiserende dans- en musici-groep die zich naar ons heeft omgedraaid. We proberen onze vrienden en kennissen in het publiek te spotten, maar daar is het te donker voor. Dit is ons finest hour, echt waar. (Klik ook vooral de foto rechts hiernaast eens open, om met eigen ogen te zien hoe leuk het is). Overigens hebben wij deze foto's te danken aan onze eigen Janet, die eerst vanaf haar uiterste sopraanpositie foto's heeft genomen "stiekem vanuit de heup geschoten" (haar woorden), en die na 12 voorstellingen eindelijk koelbloedig genoeg was om vroegtijdig het podium te verlaten zodat ze vanuit de coulissen deze schitterende foto's van ons / voor ons kon maken.

Dan buigen wij zelf, wat heus nog niet meevalt als je op de achterste rij staat, want dan heb je een ijzeren leuning in je rug waar je met je kont tegenaan stoot. Wij hebben inmiddels door dat we als een dienstmeisje door de knieën moeten, dan gaat het wel redelijk. Dat we allemaal precies tegelijk buigen is mogelijk omdat we naar Rob kijken die met zijn hand een enthousiaste slingerbeweging maakt, en ons dus de buiging in dirigeert.

Overigens gebeurde in Zoetermeer dat een niet nader te noemen 1e alt - laten we haar F. noemen - pal voor mij Rob's dirigeerbeweging eigenwijs negeerde en alvast ging buigen terwijl wij nog stonden, zodat F. al weer overeind kwam terwijl ik net met mijn neerwaartse beweging bezig was, met tot gevolg dat F. en ik onbevallig met de koppen tegen elkaar sloegen. Rob zag het gebeuren, zei hij later, en ik vrees dat hij niet de enige was, want het gaf ook best een dreun eigenlijk. Beoogde alt beweert nu dat zij als enige op tijd boog en dat wij allemaal te laat waren, ik in het bijzonder. Volgens mij moet zij eens overwegen slagwerker te worden.

Als ons enige buiginkje geweest is draaien de rijen dansers en musici zich weer terug naar het publiek, en buigen we allemaal nog een paar keer. Na de derde buiging valt het doek dicht, en dan is het echt afgelopen. Iedereen ontspant, meestal klinkt er een bescheiden vreugdekreetje, en daarna moeten wij snel het podium af, want gedurende de pauze van 25 minuten moet het hele podium vrij gemaakt worden. (Dat klinkt redelijk te doen, maar vergeet niet dat er vier vleugels op het podium staan en dat er een batterij microfoons losgeknoopt moet worden).

Wij lopen terug naar onze kleedkamers, met de zwetende dansers, van wie sommigen zich vliegensvlug moeten omkleden voor het volgende stuk. Wij niet, wij zijn klaar. Onze bus gaat altijd ongeveer een half uur later, dus na de pauze. Wij hebben vaak fans in de zaal zitten, die wij opzoeken in de foyer. In het begin gingen wij dan vaak met onze fans terug de zaal in om ook het tweede deel (CelebrAge) te zien en met eigen vervoer terug te reizen, maar na het een paar keer gezien te hebben gaan we meestal gewoon na de pauze naar huis. (Behalve dan weer bij de voorstellingen in Den Haag, als na de pauze Le sacre du printemps wordt uitgevoerd met het Gelders Orkest: dan blijven velen van ons de tweede helft kijken, en terecht, want die uitvoeringen zijn schitterend).

De reacties uit het publiek zijn bijna altijd erg positief. Vaak horen we dat het begin zo'n mooi moment is: als de danseressen hun opzwepende heupbewegingen gedaan hebben en zes passen onze kant op hebben gemaakt (= onze cue), gaan in één keer de lampen boven ons aan en worden wij ineens zichtbaar in een warm licht, terwijl het publiek tot dat moment nog niet had vermoed dat wij daar stonden. Ook horen we dat het zo mooi is om de armen van Rob te zien zwaaien ("helemaal in de maat met de dansers!"), of dat men een soort golfbeweging heeft kunnen waarnemen van onze boeken die telkens op en neer bewegen. Dat we dus ook écht niet te zien zijn als het gaasdoek verlicht is (dat ziet er dan uit als een houten wand). Dat we, als we wél te zien zijn, eigenlijk alleen herkenbaar zijn aan de vorm van ons kapsel. (Of, in mijn geval, dat mijn moeder mij herkende aan de vorm van mijn décolleté - dat had ik weer). Nou ja, en verder heeft iedereen natuurlijk een mening over het ballet, en wat het allemaal zou kunnen betekenen, en over de versterking, of het koor goed hoorbaar was, of de solisten er mooi bovenuit kwamen, of te hard, of juist te zacht, enzovoorts. Zelf evalueren wij er ook op los, want de tenoren waren ineens een achtste tel te vroeg, of Rob moest al zoemend een sopraansolist redden die vergat in te zetten, of Hugo zette ergens te vroeg in, of wij gingen hollen in deel vier, of sommigen van ons hadden stiekem naar het ballet gekeken en daardoor een volgende inzet gemist. Enzovoorts, maar dat ga ik hier allemaal niet neerzetten, want dan ben ik morgen nog bezig.